- Gebruiken zelf verzonnen woorden en woorden die gedeeltelijk overeenkomen met het juiste woord maar waar zij iets persoonlijks aan toevoegen.
- Hebben problemen met het vinden van woorden. Ze zeggen vaak ‘dinges’ en ‘die’ en ‘dat’ en geen mens weet waar ze het over hebben.
- Hebben moeite hebben met het correct en duidelijk onder woorden brengen van belevenissen Het kan veel tijd en geduld vergen om hun verhalen aan te horen
- Hebben moeite met abstracte begrippen omdat ze zich er geen beeld van kunnen vormen.
- hebben moeite met het volgen van regels (soms omdat zij denken dat ze gedaan hebben wat ze al dachten maar ook door een grote ‘vrijheidszin’).
- Er kunnen zich problemen voordoen met een vraagstelling, de vraag wordt niet altijd goed geïnterpreteerd of juist anders geïnterpreteerd.
- Komen dromerig over (één woord kan al een associatie teweeg brengen, het ene beeld roept het andere op).
- Hebben moeite met ordening in tijd en ruimte.
- Wil eerst inzicht in de bedoeling van de leerstof en overzicht van de leerstof voor het (aan)geleerd kan worden.
- Informatie gaat via hun eigen belevingswereld.